De variaties van ei, ui en au

Al speelt de sjwa nog zo'n belangrijke rol, alle klinkers mogen zich koesteren in de taalkundige. Het zijn dan ook bijzondere dingen. Bij het verwerven van een vreemde taal zijn er weinig dingen zo moeilijk als het leren uitspreken van de klinkers. Iemand die de zinsbouw van de vreemde taal tot in de fijnste nuances beheerst, die een enorme woordenschat verworven heeft, die klemtoon en medeklinkers tot in de kleinste details in zijn vingers heeft ÷ zo iemand kunt u vaak nog steeds herkennen aan zijn vreemde klinkers.

Het maken van klinkers luistert ook erg nauw. Medeklinkers zijn kort en u kunt daarom wat gemakkelijker sjoemelen. Bovendien verschillen talen niet zo erg in de manier waarop ze een medeklinker als de k laten klinken. Klinkers duren meestal wat langer en kunnen bovendien klemtoon dragen, waardoor ze een prominentere rol spelen. De luisteraar besteedt er daarom meer aandacht aan dan aan de medeklinkers.

Voor veel buitenlanders die Nederlands willen leren, leveren vooral de ei, de au en de ui grote problemen op. Eén probleem is dat deze klanken anders beginnen dan ze eindigen. Er zit beweging in. De ei bijvoorbeeld begint als de è in pet en eindigt als een ie. Deze klanken zijn daarom de klinkerversie van affricaten zoals ts. Ze worden 'tweeklanken' of 'diftongen' genoemd.

Opvallend is dat er precies drie diftongen zijn, net zoals er ook drie hoge en drie middenklinkers zijn. Op elke articulatieplaats is er een diftong. Ik teken deze diftongen als pijlen in de klinkerdriehoek:

Vrijwel elke lijn in de klinkerdriehoek is in drieën te verdelen. Er zijn de coronale klinkers ie, i, ee en e, de coronaal-labiale klinkers uu, u en eu en de labiaal-velaire klinkers oe, o en oo; de puur velaire klinkers a en aa staan een beetje buiten het systeem. Er is ook een coronale diftong ei, een coronaal-labiale diftong ui en een labiaal-velaire diftong au.

Het is opvallend dat ook de meeste soorten medeklinkers drie plaatsen van articulatie kennen:

stemloze stops p t k
stemdragende stops b d
stemloze ruisklanken f s ch
stemdragende ruisklanken v z g
nasalen m n ng

De articulatieplaatsen corresponderen ook grofweg met de plaatsen van articulatie van klinkers: labiaal (p, b, f, v, m), coronaal (t, d, s, z, n) en velair (k, ch, g, ng). Net zoals in de klinkerdriehoek zijn er ook bij de medeklinkers overigens enkele die niet in de driedeling passen. De h en de r zijn daar voorbeelden van.

Terug naar de drie pijlen in de klinkerdriehoek. Alleen de pijl van ei begint op een plaats waar ook werkelijk een los voorkomende klinker staat, de e uit pet. De overige diftongen hebben allemaal een beginklinker die in het Nederlands alleen op die plaats gevonden kan worden. Dat is min of meer het gevolg van een toevallig gat in het Nederlands klinkersysteem: waarom heeft de e eigenlijk buiten de diftong geen coronaal-labiale of labiaal-velaire tegenhanger? Misschien heeft het iets te maken met haar laagte. Dat is een eigenschap die niet goed samengaat met labialiteit: wie zijn mond wijd opendoet, krijgt zijn lippen minder makkelijk gerond.

Hoe dit ook zij, als klinkers al zo lastig te maken zijn, hoeveel moeilijker moeten dan combinaties van klinkers als diftongen niet zijn? Het is niet verwonderlijk dat ui voor de meeste buitenlanders de allerlastigste klinker is. Die diftong wordt ook nog eerst op een onmogelijke plaats gemaakt. Als uu al moeilijk is, dan is ui dat helemaal.

Diftongen zijn pijlen in de klinkerdriehoek ÷ pijlen die van laag naar hoog lopen. Het zijn dus in zekere zin klinkers die tegelijkertijd laag en hoog zijn: de tong moet zowel laag in de mond als hoog in de mond zijn. Dat kan ze niet tegelijkertijd, dus moet ze bewegen. De kaak volgt. Als u de drie diftongen na elkaar uitspreekt, gaat uw kaak een aantal maal op en neer.

Als u een ander dialect spreekt dan Standaardnederlands, lost u het probleem misschien op een andere manier op dan met die halve kauwbewegingen. In plaats van pijn zegt u dan pien ÷als u bijvoorbeeld uit Twente komt ÷ of pèèn ÷ als u uit Den Haag komt.

Als Twent lost u het dilemma van de tegenstrijdige instructies aan uw tong op door slechts één van de twee opdrachten uit te voeren. U stuurt uw tong alleen omhoog en laat haar daar. De articulatieplaats blijft wel dezelfde: coronaal in pien, coronaal-labiaal in duvel. Ook de labiaal-velaire plaats komt voor. In Enschede zegt men hoes in plaats van huis ÷ maar waarschijnlijk moeten we deze vormen niet in verband brengen met het Nederlands, maar met de Duitse vorm Haus.

Als Hagenaar doet u bijna hetzelfde. Ook u gooit één van de twee tegenstrijdige opdrachten weg. Maar u stuurt uw tong juist alleen omlaag. Toch laat ook u de articulatieplaats onaangetast: u zegt pèèn in plaats van pijn, hùùs in plaats van huis en gààd in plaats van goud. De lettertekens ù en de à gebruik ik hier als aanduidingen van de klinkers die het Standaardnederlands gebruikt aan het begin van de tweeklanken ui en au en die een Hagenaar wat langer aanhoudt. De klinker in de laatste twee vormen is dezelfde als die in de eerste helft van de respectievelijke diftongen: de zusters van de è uit pet die in de standaardtaal als zelfstandig voorkomende klinkers ontbreken vinden we in het Haags dus wel.

Alle drie de mogelijkheden om het probleem bij de articulatie van diftongen op te lossen ÷ door de instructies na elkaar te volbrengen, of door slechts één van de twee instructies uit te voeren ÷ zien we wel in enig dialect toegepast. Het Standaard Nederlands en het Haags komen daarbij uit op klinkers die extreem moeilijk zijn. De Twentse mogelijkheid is waarschijnlijk voor de meeste buitenlanders de gemakkelijkste, al blijft het woord duvel vanwege die afschuwelijke uu ook nog altijd lastig.

Er zijn nog meer manieren om Nederlandse diftongen te maken. In veel dialecten wordt gesproken over paajn en gaauwt. De pijlen in de klinkerdriehoek zijn in die dialecten nog wat langer geworden dan ze in het Standaardnederlands al zijn. Ze beginnen helemaal onder in de mond en eindigen helemaal bovenin. In die dialecten wordt de instructie dat de tong laag moet beginnnen zo serieus genomen dat in het eerste deel van de diftong de plaats van articulatie nauwelijks nog een rol speelt. De drie plaatsen smelten daar samen.

Al deze diftongen, de Twentse, de Haagse, de Rotterdamse, de Standaardnederlandse, hebben historisch één enkele oorsprong. Dat kan niet anders, want alle dialecten zijn uiteindelijk uit dezelfde taal ontstaan. In de loop der tijden zijn ze iets uit elkaar gegroeid, zoals ze in deze eeuw onder invloed van radio, televisie en telefoon andere massamedia weer wat naar elkaar toe groeien.

Het zou naïef zijn om te denken dat de oermoeder aller Nederlandse dialecten meer leek op de huidige standaardtaal dan op enig ander dialect. Aan het feit dat die variant meestal gewoon 'het Nederlands' genoemd wordt moeten we historisch niet al te veel waarde hechten. Dat is alleen een politieke kwestie. De standaardtaal is op een bepaald moment alleen maar ontworpen door een stel heren die in opdracht van de Staten-Generaal de bijbel in het Nederlands moesten vertalen en dat Nederlands toen in één moeite door even hebben gecreëerd. Ze maakten daarbij gebruik van elementen uit zoveel mogelijk dialecten, al droegen de dialecten met het grootste economische en politieke prestige iets meer bij dan andere.

De dialecten waren er dus vóór de standaardtaal. Maar aan dialecten moet duizenden jaren geleden een gemeenschappelijke voorouder ten grondslag gelegen hebben. Voor zover we kunnen nagaan leken die vormen nog het meest op de oostelijke varianten. De vorm van het letterteken ij is er nog een spoor van. De j was in de middeleeuwen niet veel meer dan een alternatieve spelling voor de i. De combinatie ij gaf dus oorspronkelijk een 'lange' i weer, net als ee en aa een lange e of a weergeven.

Het is aardig om de manier waarop de Nederlandse 'lange' klinkers en diftongen geschreven worden eens te bekijken. Die schrijfwijze vertelt ons iets over de geschiedenis van die klanken en laat zien dat de scheiding tussen de twee soorten niet zo scherp is als ze lijkt.

De ij moet vroeger lang zijn geweest, net als de aa, ee, uu en oo. Pas later is ze een diftong geworden. De ie en oe tellen anderzijds nu als lange klinker, hoewel we ze ooit als twee symbolen zijn gaan schrijven. Ze stonden daar indertijd niet alleen in. In oude teksten werden ook bijvoorbeeld gaan en duur nog geschreven als gaen of duer. Het zou kunnen zijn dat die e alleen maar een symbool was dat aangaf dat we hier te maken hadden met een lange klinker. Ook de i werd voor dat doel wel gebruikt, zoals we nu nog kunnen zien in plaatsnamen als Oisterwijk.

Een andere mogelijkheid is dat die e's echt geklonken hebben, en dan waarschijnlijk als stomme e's. In Zeeland en Vlaanderen worden woorden als riep of gaan nog steeds ongeveer uitgesproken als rie-ep en gaa-en, met een heel kort stom e-tje. Ook in het Afrikaans hebben veel klinkers die in het Nederlands lang zijn, zo'n extra stom e'tje aan het eind. Het Afrikaans is ontstaan uit een vermenging van vooral Zeeuwse en Zuidhollandse dialecten met plaatselijke Afrikaanse talen. Misschien zijn de stomme e'tjes in de Afrikaanse woorden wel afkomstig uit het Zeeuws van enkele eeuwen geleden.

De oe is een bijzonder geval. Veel talen schrijven die klank met een u. Onze buurtaal Duits is een voorbeeld, net als het Latijn, het Indonesisch en het Italiaans. Het Nederlands gebruikt daarentegen een o met iets extra's, net als het Frans (ou) en het Engels (oo). Waarschijnlijk heeft in alle drie die talen ooit een klankverschuiving plaatsgevonden. De oorspronkelijke lange o in boek (dat dus vroeger werd uitgesproken als book) veranderde in een oe-klank. De oorspronkelijke oe, die ook in de genoemde drie talen eerst met het teken u of uu (dur in het Frans, kuur in het Nederlands, tune in het Engels klonken oorspronkelijk respectievelijk als doer, koer en toene) geschreven werd, veranderde in de huidige uu-klank. Het Engels heeft die uu-klank niet, maar zoals we gezien hebben is joe in zo'n geval een aardig alternatief.

In de drie talen heeft dus een keten van gebeurtenissen plaats gegrepen. De oorspronkelijke lange oo begon te klinken als een oe terwijl de oorspronkelijke lange oe veranderde in een uu. In de geschiedenis van het Engels zijn zulke kettingreacties waarschijnlijk in grote hoeveelheden voorgekomen: de diftong aaj werd een ee (day), de oorspronkelijke ee schoof ondertussen op naar de ie (peek) en de ie veranderde op haar beurt in een diftong aaj (wine). Daarmee was de cirkel rond. Deze historische ketting wordt de 'great vowel shift' genoemd.

Klanken verwisselen in dit soort kettingreacties vaak van plaats. Uiteindelijk blijft de hoeveelheid verschillende klanken gelijk. Er wordt geen informatie weggegooid; de benodigde informatie wordt alleen op een andere manier geordend.

Eén klank heeft een nogal merkwaardige schrijfwijze: de eu. Die klank ziet eruit als een tweeklank, en in veel talen wordt hij ook gebruikt om dat soort klanken weer te geven. Europa is in het Duits Oiropa. Aan de andere kant hebben de sprekers van veel talen die een eu-klank bezitten een bijzonder teken om die klank weer te geven: ö in het Duits bijvoorbeeld, en ø in de Scandinavische talen.

Het Nederlands heeft ervoor gekozen twee symbolen te gebruiken voor deze ene klank. Gegeven die beslissing is de gekozen spelling een gelukkige geweest. De eu is zowel coronaal als labiaal. Dat feit wordt door de spelling als volgt weergegeven: de e is coronaal, de u is (zeker als ze als oe wordt uitgesproken) labiaal. In het Frans is iets soortgelijks gebeurde. In die taal breidde dat spellingsidee zich bovendien ook uit naar de au. Die twee letters worden in die taal geschreven voor een oo.

De geschiedenis gaat door. Nog steeds veranderen klanken. De ee, de oo en de eu zijn bijvoorbeeld in het Nederlands driftig op weg te veranderen in de diftongen: eej, oow, euj. Wie naar oude radiofragmenten luistert merkt dat de sprekers hun ee's en oo's veel strakker hielden dan ze nu doen.

Overigens lijkt ook hier een kettingreactie aan de gang. Het is waarschijnlijk niet toevallig dat deze klinkers veranderen in diftongen, terwijl ondertussen de oorspronkelijke diftongen onder invloed van de Hollandse dialecten steeds meer veranderen in aaj en aaw. Nu maar afwachten of andere klinkers de opengevallen plaatsen van ee, eu en oo gaan innemen.

terug / inhoudsopgave / vooruit