Mijnheer de Rector Magnificus, Ik ben er trots op dat ik hier mag staan, achter dit katheder van de Universiteit van Amsterdam. Ik ben er trots op dat ik lid ben van een aantal groepen die in deze zaal misschien voor het eerst bij elkaar zijn, zoals vertegenwoordigers van de Esperanto-beweging en theoretisch taalkundigen, bien étonnés de se trouver ensemble. Het is mij een genoegen ze hier te kunnen bedanken.

Allereerst geldt mijn dank uiteraard de Stichting Esperanto bij het Onderwijs, waarvan het bestuur zich met een enorme inzet heeft ingespannen voor de verwezenlijking van deze leerstoel. Jaren geleden had ik al contact met sommigen onder hen, zonder dat iemand er toen over dacht dat ik misschien wel eens de eerste zou zijn die hem zou bekleden. Ik wil al deze mensen, het Stichtingsbestuur, het Comité Leerstoel Interlinguïstiek, het Comité van Aanbeveling en het Curatorium, bedanken voor het vertrouwen dat ze in me hebben gesteld. Ik hoop het niet te beschamen, ik hoop van de leerstoel iets moois te maken.

Ook het College van Bestuur en de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit ben ik dankbaar voor het vertrouwen dat ze in me gesteld hebben. Er gaan geruchten dat de Nederlandse universiteiten van hun bijzonder hoogleraren afwillen. In een artikel dat over deze kwestie in NRC Handelsblad verscheen, werd als voorbeeld van een volstrekt overbodige hoogleraar de persoon gegeven die op de Universiteit van Amsterdam de studenten Esperanto zou leren. Ik weet niet zeker wie dat is - in mijn leeropdracht staat niets over het geven van taallessen. Ik ben in ieder geval enorm blij met de gastvrijheid en de interesse die ik de afgelopen maanden heb mogen ontvangen. Het pleit voor de open en tolerante atmosfeer dat niemand op deze faculteit me nog ooit heeft verweten dat ik eigenlijk niet met taalwetenschap bezig ben, ook al staat dat in de Inleiding Taalwetenschap. Vooral Pieter Muysken wil ik bedanken, met wie ik zeven jaar geleden al mooie plannen smeedde voor een taalkundig project over het Esperanto, die nu dan eindelijk op zijn minst gedeeltelijk werkelijkheid worden, en met wie ik in de loop der jaren ook regelmatig contact heb gehad. Maar ook mijn kamergenoot René Appel, en door hem alle andere Amsterdamse collega's wil ik van harte bedanken.

Ik heb meer kamergenoten. Martin Honcoop bijvoorbeeld, die ik bij deze mijn excuses aanbied voor alle mensen die hij te woord heeft moeten staan over andere onderwerpen dan de formele semantiek. Met Martin bedank ik al mijn Leidse collega's. Als ik een leermeester heb in de taalkunde, dan is het Henk van Riemsdijk: hij begeleidde mijn doctoraalscriptie over het Esperanto en mijn proefschrift over heel andere talen - en welke kant mijn onderzoek ook opging, hij bleef me steunen en hij bleef geïnteresseerd.

Als ik zo doorga, sta ik hier alsnog iedereen te bedanken, en dan wordt deze oratie nodeloos lang. De gedachten van sommigen onder u glijden dan onwillekeurig toch weer af naar Zamenhof, die een klanknabootsend woord introduceerde dat volgens het Complete Geïllustreerde Woordenboek van het Esperanto18 'een ongeduldige weigering verder te luisteren naar een babbelzieke of te praatgrage gesprekspartner.'19 Dat woord luidt natuurlijk:

Ik heb gezegd.

18 Waringhien (1987)
19 ''Onomatopeo, esprimanta la senpaciencan rifuzon plu auxskulti tro babileman au vortabundan kunparolanton.'' (Waringhien 1987:1087).

[bibliografie]