Jan Kooij (1940-2004)

Jan Kooij
Klik op de foto om Jan te zien glimlachen.

Tussen elke twee hoofdstukken van de inleiding tot de Nederlandse klankleer die Jan Kooij en ik vorig jaar publiceerden, plaatsten we een biografietje van een Nederlandse fonoloog uit het verleden. Onderling spraken we over de personen die we na lang wikken en wegen hadden uitgekozen, als de 'dooien'. We hebben veel plezier gehad terwijl we aan het boek werkten en Jan nam het leeuwendeel van de biografietjes voor zijn rekening voor zover ze gingen over de mensen die hij nog gekend had. Hij besteedde daar veel zorg en tijd aan, en nam contact op met vriend en vijand om een zo eerlijk mogelijk portret te maken. Hoe konden we weten dat een van ons zo snel al bij de dooien zou horen?

Kooij was een algemeen taalwetenschapper en een beoefenaar van de Nederlandse taalkunde. Hij is in beide vakgebieden hoogleraar geweest in Leiden (Nederlandse taalkunde: 1972-1982; Algemene Taalwetenschap: 1982-2004). Hij schreef samen met Simon Dik een zeer populaire Nederlandstalige inleiding in de Algemene Taalwetenschap terwijl hij hoogleraar Nederlands was; onze 'uitnodiging tot de fonologie' bevond zich vooral op het gebied van de Nederlandse taalkunde, hoewel Kooij op dat moment dus al lange tijd hoogleraar ATW was. De meeste van zijn artikelen gingen over de klank- en woordstructuur van het Nederlands, maar hij publiceerde ook over Griekse dialecten, over Nederlandse auteurs zoals Couperus en Ter Braak en over syntaxis. Hij had het plan een boek te schrijven over de metriek van Nederlandse poëzie, omdat hij dacht dat het onderwerp onterecht genegeerd werd door letterkundigen.

Slauerhoff was zijn favoriete onderwerp binnen die metriek, omdat de regels die deze dichter volgt op het eerste gezicht heel wild en chaotisch lijken, maar bij nadere beschouwing toch een ingewikkeld systeem vertonen. Er was waarschijnlijk nog een reden: Jan Kooij zal wel gevonden hebben dat hij bepaalde eigenschappen met Jan Jacob Slauerhoff gemeen had -- de reislust, wellicht, en wie weet ook een minachting voor de Nederlandse bourgeoisie, en een verlangen naar vrijheid. Tegelijkertijd bleef Kooij altijd in Amsterdam wonen, en was hij een zeer bedreven administrator.

Een van Slauerhoffs beroemdste gedichten (In memoriam mijzelf) begint met de (metrisch onberispelijke) versregel 'Door vijanden omringd'. Kooij was ook niet bang om vijanden te maken. Als hij dacht dat hij gelijk had en dat jij fout zat, was hij geloof ik geen makkelijke tegenstander. Maar de meeste van zijn 'vijanden' (ach ja) zagen waarschijnlijk ook wel dat Jan op het persoonlijke vlak een heel vrijgevig, communicatief en menselijke man was. Ik heb hem nog nooit iets kwaadaardigs horen zeggen over de persoonlijkheden van zijn langdurige opponenten. Hij was altijd bereid om vrienden te helpen als ze het moeilijk hadden, hij kon goed luisteren en goed praten.

Kooij was gehecht aan zijn afdeling, en aan zijn vak. Hij had een paar jaar geleden met pensioen kunnen gaan, maar hij wilde heel graag blijven. Hij hield ook heel veel van het leven, van praten, lezen, roken, naar de kroeg gaan, naar muziek luisteren, reizen, vogels en voetbal kijken. Hij was de laatste jaren heel gelukkig met Luz, die hij aanbad.

Waarom zijn wij, alleen voor vreugd geboren,
Alleen bekwaam daarvan den lof te zingen,
Gedoemd tot dolen en te gaan verloren
In onze kracht te boven gaande worstelingen?